Dat er een relatie bestaat tussen armoede en eenzaamheid lijkt zeker. Maar wat die relatie precies is en of het een het ander veroorzaakt, dat is minder duidelijk. Dat bleek tijdens de bijeenkomst Armoede en Eenzaamheid op donderdag 21 september - de start van de Week tegen de Eenzaamheid - in Pakhuis de Zwijger.
Drie wetenschappers, twee regisseurs, de datadeskundige een wethouder en ervaringsdeskundigen probeerden de koele cijfers te verklaren en samen met de bomvolle zaal op zoek te gaan naar oplossingen en duiding.
Niet alleen armoede en eenzaamheid lijken met elkaar hand in hand te gaan. Ook een slechte gezondheid, een lage opleiding en werkloosheid zijn gerelateerd aan eenzaamheid. Wethouder Arjan Vliegenthart (Werk, Inkomen en Participatie en Stadsdeel Nieuw-West), die samen met wethouder Eric van den Burg bezig is met een aanpak tegen eenzaamheid en eerder een integraal plan maakte voor bestrijding van armoede, liet weten zich ten volle bewust te zijn van de complexiteit van het probleem. ‘Ik ben nog steeds bezig wijzer te worden.’ Dat kost tijd en onderzoek, al had Jeroen Slot (Hoofd Onderzoek Informatie en Statistiek) al wel de nodige cijfers paraat. Uit die cijfers komt naar voren dat armoede en eenzaamheid in dezelfde wijken vaker voorkomt (Amsterdam-Noord, Nieuw West en Zuidoost).
Het panel wetenschappers, op het gebied van eenzaamheid (Rick Kwekkeboom, lector Community Care HvA), armoede (Stella Hoff, Sociaal en Cultureel Planbureau) en gezondheid (Arnoud Verhoeff, GGD), kwam tot de gezamenlijke conclusie dat gezondheid en het hebben van een zinvolle bezigheid essentieel zijn om eenzaamheid en armoede te voorkomen of te bestrijden. En dat aan de basis daarvan een goede opleiding, dan wel ontwikkeling van (sociale) vaardigheden ligt.
En alle drie waarschuwden ze, net als wethouder Vliegenthart, voor het willen vinden van een ‘quick fix’. ‘Dat kan schade opleveren,’ wist Kwekkeboom uit ervaring. Ze vertelde over een maatjesproject waarbij eenzame ouderen een half jaar lang werden begeleid door jonge coaches, met het idee dat de ouderen erna zelfstandig verder konden. ‘Maar het bleek dat ze juist behoefte hadden aan een maatje voor de lange termijn. De teleurstelling was veel groter dan het initiële probleem.’
De Amsterdamse regisseurs Armoede (Maureen van Eijk) en Eenzaamheid (Marijke Andeweg) deden ook nog een duit in het zakje. Volgens Andeweg is het investeren in onderwijs als preventief middel tegen eenzaamheid elke euro waard. Waarbij Van Eijk de kanttekening maakte dat er voor kinderen ook vooral ruimte moet zijn om veilig te experimenteren en te falen, zodat ze kunnen opgroeien zonder angst daarvoor - een angst die kan leiden tot schaamte en uiteindelijk eenzaamheid.
De zaal was goed voor originele insteken: er werd bijvoorbeeld gevraagd of er was nagedacht over de consequenties van een succesvol beleid. ‘Wat zijn de economische gevolgen als eenzaamheid wordt opgelost? Dan kunnen de bordelen en cafés wel sluiten!’ Een ander stelde voor ook goed te kijken naar woonvoorzieningen. Ze woonde zelf in het Augustanahof in Amsterdam-West, waar oudere en jongere mensen bij elkaar wonen en voor elkaar zorgen.
Ook werden er veel vragen gesteld over de oorsprong van de cijfers over eenzaamheid en armoede: hoe wordt eenzaamheid gedefinieerd? Worden alle doelgroepen (bv. Laaggeletterden/niet westerse migranten) bereikt?) Het werd duidelijk dat er nog veel tijd en aandacht nodig is voor het blootleggen van de oorzaken en het vinden van goede oplossingen. Arnoud Verhoeff: ‘Het is vooral belangrijk niet te snel verbanden te leggen en vervolgens onderliggende factoren te verwaarlozen. Dat is schadelijk.’
Delen